We schrijven 886 na Christus. Parijs brandt onder de aanvallen van de Vikingen die bereid zijn de stad te sparen als de nicht van de graaf, Aelis, aan hen wordt uitgeleverd. Biechtvader Jehan, de heilige van Saint Germain en een levende legende, neemt het voor haar op. En er is nog iemand die de opgejaagde Aelis beschermt, de geheimzinnige Wolfman – een machtig krijger, zo blijkt algauw – die de wouden rond Parijs als geen ander kent.
Maar de Vikingen hebben hun eigen goden. De priesters van oppergod Odin, de verschrikkelijke Ravenman en zijn zusters, hebben het om persoonlijke redenen op Aelis voorzien.